Voor welke patiënten?

In het volgende overzicht staat wanneer bij prostaatkanker kan worden gekozen voor PSMA PET-CT en ook welke onderzoeken als alternatief hiervoor ingezet kunnen worden.

PSMA PET-CT bij primair gediagnostiseerd prostaatcarcinoom

Bij behandeling van kanker is het altijd belangrijk om te weten of er een risico bestaat dat de kanker is uitgezaaid. Indien dat risico aanwezig is, wordt er aanvullend onderzoek ingezet om deze vraag te beantwoorden. Bij prostaatcarcinoom kan een PET-CT scan met Fluor-PSMA of Gallium-PSMA een goed antwoord geven of de ziekte is uitgezaaid. Dit onderzoek wordt ingezet bij mensen met een gemiddeld tot hoog risico profiel (zie tabel 1). Indien er een gemiddeld tot hoog risico op uitzaaiingen in het bot is kan eventueel ook een Tc-99m botscan of F-18 NaF PET-CT worden verricht om botmetastasen op te sporen. Bij slecht gedifferentieerde of agressieve prostaatcarcinomen, bijvoorbeeld bij Gleason ≥8,  kan ook gekozen worden voor F-18-FDG PET-CT.

PSMA PET-CT bij recidief prostaatcarcinoom

Indien het PSA oploopt of hoog blijft nadat er een genezende behandeling voor prostaatkanker heeft plaatsgevonden, is het belangrijk om snel te weten waar op dat moment actieve prostaatkankercellen zitten. Dit zorgt dat er mogelijk nog een lokale behandeling kan worden ingezet, zoals radiotherapie, gericht op de uitzaaiingen of het lokale recidief in het prostaatbed. In dit geval kan wederom gekozen worden voor een PET-CT scan met Fluor-PSMA of Gallium-PSMA. Als een ziekenhuis geen PSMA scans uit kan voeren, dan kan ook gekozen worden voor F-18-choline PET-CT.

PSMA PET-CT bij therapie respons monitoring

Een nauwkeurige manier om ziekteactiviteit te monitoren onder therapie is door een PSMA PET-CT scan te maken als uitgangssituatie, en in de follow up wederom met behulp van PSMA PET-CT de ziektelast te beoordelen. Indien initieel werd gescand met Fluor-PSMA of met Gallium-PSMA, dan heeft het de voorkeur follow up ook respectievelijk met Fluor-PSMA en Gallium-PSMA uit te voeren. In feite: als de uitgangsscan een goede weergave geeft van de ziekte dient de follow up scan op dezelfde manier te geschieden.

Tabel 1